Geschiedenis

De geschiedenis van Karate-Do is omgeven door vele mythes, waarvan het waarheidsgehalte maar moeilijk te achterhalen is, aangezien de zgn. geschiedschrijving oorspronkelijk meestal een promotieverhaal was. Er zijn in deze ontstaansgeschiedenis vele zijsporen en weer samenkomende vertakkingen te onderkennen. Er bestaat daarin niet zoiets als een directe lijn, zoals meestal wordt voorgespiegeld. Volgens beproeft recept claimen de verschillende leraren dit slechts om aan hun eigen leringen gezag te verlenen. De verschillende vechtkunst beoefenaren hebben door de geschiedenis heen steeds veelvuldig met elkaar in contact gestaan. De opsplitsing in verschillende, streng van elkaar te onderscheiden stijlen, is een ontwikkeling die feitelijk pas na de tweede wereldoorlog in Japan zijn aanvang vindt en die vooral met marketing te maken heeft. De verspreiding van het Karate over de hele wereld heeft dit verder versterkt.

Shotokan is de naam van onze Karate Do stijlgroepering. Het is de stijl die in Nederland, zowel als wereldwijd de meeste beoefenaars telt. Dit komt waarschijnlijk doordat Masatoshi Nakayama, bestuurslid van een bekende Japanse Karate lerarenopleiding met de naam JKA (Japanese Karate Association) dit product op de internationale markt heeft gebracht onder de naam “Best Karate”.

Shotokan ontleent zijn naam aan het schrijvers pseudoniem van confucianist, dichter, schoolmeester en verspreider van Karate Do Gichin Funakoshi. Letterlijk betekent Shotokan “de wind in de pijnbomen”. Het verwijst naar de combinatie van standvastigheid en bewegelijkheid. Gichin Funakoshi (1868-1957) is instrumenteel geweest voor de verbreiding van Karate in Japan, maar was daarin zeker niet de enige. Technisch inhoudelijk staat het huidige Shotokan Karate Do ver af van de manier waarop Funakoshi karate beoefende. Er is voortdurend sprake geweest van experiment en ontwikkeling, zowel voor als na Funakoshi, waarbij op eclectische wijze geleend werd bij de buren, om de verworvenheid vervolgens te presenteren als de beste, enige echte, eeuwenoude direct overgeleverde traditie. Nakayama heeft deze “traditie” vastgelegd in boeken en heeft daarmee een zekere standaard neergelegd.

De wortels van het Karate zijn te vinden in het geboorteland van Gichin Funakoshi, Okinawa en via Okinawa terug te leiden tot China. I.t.t. wat vaak wordt verondersteld, bestrijkt het gedeelte van de geschiedenis dat voor het huidige Karate relevant is op Okinawa slechts een kleine honderd jaar en in Japan slechts een kleine veertig jaar. Zij is op Okinawa terugleidbaar tot slechts enkele individuen die eind achttiende, begin negentiende eeuw als handelaar op bodyguard pendelden tussen Okinawa en Fukien, Zuid China. Deze personen verbleven over het algemeen slechts geringe tijd in China (je moet daarbij denken aan perioden van hooguit vijf jaar) en trachtten daarna zo goed en zo kwaad als het ging de verworvenheden, aangevuld met eigen inzichten, door te geven aan hun leerlingen.

Onduidelijk is welke lijnen vanuit China nog relevant zijn voor ons Karate. Aangezien Okinawa altijd voor het belangrijkste deel aangewezen is geweest op zijn handel en scheepvaart en handel dreef met heel Z.O. Azië, zijn invloeden vanuit India (Kalarypait) en Maleisie op het Okinawaans karate zijn evenmin uit te sluiten en zelfs zeer waarschijnlijk. Ook in China hebben natuurlijk vele vermengingen plaatsgevonden. Er zijn in de Zuid Chinese stijlen sporen van Taoïstische geneeskunst en energetica in te ontdekken. Het legendarische Shaolin Klooster dat verbonden is met het Chan/Zen Buddhisme wordt, minst genomen in naamgeving, vaak opgevoerd als een belangrijke invloed.

Een andere voor Shotokan belangrijke invloed op het Okinawaans karate is waarschijnlijk het Jigen Ryu Ken Jutsu, een Ryu Kyu (Zuidelijk Japanse eilandengroep) zwaardstijl. Dit is met name interessant om dat de Satsuma clan uit Ryu Kyu al in 1609 Okinawa veroverde en zo deze zwaardstijl aldaar importeerde. Het betreft een simplistische vorm van zwaardvechten die er, kort samengevat, op neer kwam veelvuldig door het bos te rennen en met een houten zwaard tegen alle bonen aan te slaan, aldus mentaliteit en slagkracht versterkend. Het verhaal gaat dat men in China absoluut niet onder de indruk wat van de Okinawaanse vechtkunst, maar zeer onder de indruk van het Japanse zwaardvechten. Dit zou de Okinawaanse karate leraren ertoe hebben aangezet de methodiek van het zwaard in hun karate te incorporeren. Feit is dat verschillede, met de geschiedenis van het Shotokan verbonden leraren, zoals Sokon Matsumura (1809-1902)Yasutsune Azato (1827-1906), waren eveneens bedreven met het zwaard.

De precieze geschiedenis van het Karate op Okinawa voor 1900 is, ondanks veelvuldig recent onderzoek, zoals gezegd in nevelen gehuld en met mythes omgeven. Na de annexatie van Okinawa door Japan, wat ongeveer samenvalt met de Meiji reformatie, komt het Karate echter meer en meer naar buiten. De Meiji reformatie (1868) maakte een einde aan Japans Samurai verleden. Japan wilde moderniseren en maakte daarmee een hele klasse van beroepskrijgers in een klap werkloos. Een gedeelte van deze krijgers probeerde in het levensonderhoud te voorzien door les te gaan geven buiten de eigen familie. Men vormde het vechtsysteem om tot een systeem met educatieve waarde die verder ging dan zijn gevechtswaarde en noemde deze systemen geen Jutsu (technisch systeem) meer, maar Do (de weg tot). Hiermee benadrukten zij dat het accent van de bedoelde krijgskunst lag op het vormende aspect. Voor de oorlog waren de systemen immers door de moderne tijd achterhaald en hadden hun waarde grotendeels verloren.

Ook op Okinawa werden de verschillende gevechtssystemen vooral beoefend door lijfwachten en edelen (en dus niet door boeren en vissers, zoals vaak wordt beweerd; die hadden daar immers helemaal geen tijd voor). De armeren onder hen zijn degenen die het Karate beroemd hebben gemaakt. De belangrijkste daarvan voor onze stijl is Yasutsune Itosu (1832- 1915) geweest. Itosu, die al vanaf jonge leeftijd Karate trainde, is op latere leeftijd degene geweest die Karate omgevormd heeft om het geschikt te maken voor onderwijs aan schoolkinderen. Voor dit doel ontwikkelde hij o.a. de Heian Kata (toen nog Pinan genoemd). Dit is het karate dat schoolmeester Funakoshi introduceerde in Japan (1922) hij was toen al dik in vijftig.

In Japan vonden ze het systeem van Funakoshi te primitief om het de status van een volwaardige Budo vorm te verlenen. Ongetwijfeld speelt het sterke etnocentrisme en nationalisme uit deze periode een belangrijke rol. Wel onderkende men in Japan de waarde ervan voor de mentale en fysieke opvoeding van de Okinawaanse jeugd voor het sterk militariserende Japan en daarom gedoogde men het aldaar. In Japan heeft Funakoshi en de groep die zich om hem heen vormde er hard aan gewerkt het karate acceptabel te maken voor de Japanner. Hij nam methodiek, uniform en graduatie systeem over van met name Judo en werd daarbij op doorslaggevende wijze ondersteund door de in Japan zeer beroemde en gerespecteerde grondlegger van het Judo, Jigoro Kano. Funakoshi trainde zelf eigenlijk alleen maar Kata. Hij deed nauwelijks Bunkai. Het Shindo Yoshin Ju Jutsu van Wado grondlegger Hironori Otsuka heeft een grote rol gespeeld in het tot stand komen van partner oefeningen. Daarnaast heeft Shotokan het principe van Kihon en Jiyu Ippon Kumite uit het Kendo overgenomen. Nadat het Karate langzaam maak zeker voet aan de grond begon te krijgen deden ook andere leraren uit Okinawa zoals Choki Motobu en Kenwa Mabuni hun invloed gelden. Motobu concentreerde zijn training vooral op kumite. Mabuni is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de overdracht van de meeste kata. Funakoshi kende er immers maar een paar.

In de aanloop naar de tweede wereldoorlog droeg de steeds ouder wordende Funakoshi de leiding meer en meer over aan de kring rond zijn zoon Yoshitaka. Mensen als Konishi, Okuyama, Hironishi en Egami hebben met Yoshitaka het Shotokan steeds langer, dieper en harder gemaakt. Er werd naar gestreefd het Karate bruikbaar te maken voor ongewapend vechten van met name de marine in de oorlog. Juist door zijn simpele doeltreffendheid en relatief korte aanleertijd, (i.t.t. bijvoorbeeld het eerder uitgeprobeerde Aikido van Morihei Ueshiba) bleek karate hiertoe zeer geschikt. Volgens Sensei Kase is deze groep verantwoordelijk geweest voor het opleiden van spionnen die zich ingroeven op eilandjes en daar onderdoken om een guerrilla strijd voor te bereiden. Het zijn deze mensen die jaren na dato nog altijd werden terug gevonden op verschillende Pacifische eilandjes. Het karate bereikte in deze periode naar zeggen een technisch hoogtepunt en een ethisch dieptepunt. In de hang naar erkenning van bruikbaarheid voor de oorlog werd geen methode geschuwd, tot het uitproberen van technieken op weerloze krijgsgevangenen aan toe. Na de tweede wereldoorlog was de belangstelling voor oude krijgskunsten in Japan zelf voor het grootste deel verdwenen; men had wel andere zaken aan het hoofd. In het buitenland echter was de belangstelling voor Japan enorm toegenomen. Langzaam maar zeker werd de overgebleven kennis verzameld en gedocumenteerd. Wat men niet meer zeker wist werd geleend of erbij verzonnen. Kata werden aangepast aan de eigen opvattingen en interpretaties en aan universiteiten werd onderzoek gedaan naar dynamica en biomechanica. Er braken weer een heleboel ruzies uit over de enige echte opvolging en de enige echte traditie, etc. Er ontstond de reeds genoemde lerarenopleiding, waarvan Nakayama, Kase, Shirai en Nishiyama de belangrijkste exponenten voor ons zijn geweest. Het is hun versie van Shotokan die naar het westen is gekomen.

Nog even iets over Stijlgroeperingen Inmiddels bestaat er binnen de verschillende Shotokan groeperingen die daaruit zijn voortgekomen weer een sterke neiging verder terug te gaan. De huidige ontwikkeling is dat de verschillende karate stijlen steeds meer naar elkaar toe groeien en gaan zoeken in elkaars achtergrond en kennis. Het besef ontstaat meer en meer dat de geschiedenis van de verschillende stijlen zeer veel overeenkomsten vertoont. Ook is men steeds minder bang om ook verder terug te kijken dan Okinawa en wordt er bijvoorbeeld veel onderzoek gedaan naar de Chinese wortels van het Karate.

De verschillende grotere stijlen zijn inmiddels goed gedocumenteerd en hebben hun bestaansrecht verworven. Dit hoeft niet meer door extreme standpunten te worden afgedwongen. Sterk hangen aan je eigen stijl kent bovendien een groot gevaar. Je kunt dit vergelijken met de valkuil van het etnocentrisme, denken dat jou cultuur en achtergrond het beste is en dat iedereen dit natuurlijk zou moeten vinden. Er zijn uiteraard meerdere invalshoeken mogelijk. Je beperkt jezelf enorm wanneer je het bij een bepaalde invalshoek laat. Meestal gaat het slechts om een verschil in accent en aanleermethode, resulterend in een ander curriculum qua kata, etc.. Het is prettig als er in de aanvang een duidelijke lijn voor je wordt uitgezet. Een stijl heeft in de aanleerfase dus een hele duidelijke functie. Je keuze voor een bepaalde stijl berust natuurlijk voor het overgrote deel op toeval. Je kwam toevallig bij die of die karateschool terecht en die deden nou eenmaal die of die stijl. Verder komend in je ontwikkeling echter, zijn andere stijlen eveneens zeer de moeite van het verdiepen waard en blijken de verschillende invalshoeken een verrijking voor elkaar. En natuurlijk blijken dan de overeenkomsten veel opvallender dan de verschillen.

Maar belangrijker is dat stijl en traditie dynamisch zijn. Vergelijk de foto’s waarop Funakoshi zin kata uitvoert maar eens met de wijze waarop zijn zogenaamd directe leerling Nakayama dat deed; een wereld van verschil. Het oude bewaren is goed, maar erbij stil blijven staan is de dood voor ontwikkeling. Een direct doorlopende lijn in de traditie van het Shotokan terug van Okinawa en via daar naar China veronderstellen is minst genomen zeer discutabel. Funakoshi is als vertrekpunt bovendien wel een heel smalle basis. Bovendien heeft er reeds met Itosu’s pogingen karate geschikt te maken voor het basisonderwijs een enorme verarming plaatsgevonden. Er ligt rond de periode van de tweede wereldoorlog een gat in de ontwikkelingslijn dat slechts met zeer veel moeite (en veel fantasie) weer gevuld is. De zeer smalle directe lijn (Matsumuru – Azato/Itosu – Gichin Funakoshi – Yoshitaka Funakoshi – Shotokai: Hironishi/Egami/Okuyama – Kase/Shirai) is binnen de stijl zeker niet de enig toonaangevende gebleken. De gaten zijn, overigens op bijzonder zinnige wijze, opgevuld met alles wat voorhanden was in binnen en buitenland. Toen het karate de wereld veroverde, heeft het in die wereld met zijn vele miljoenen beoefenaars een enorme vlucht genomen en een geweldige ontwikkeling doorgemaakt.

Wat je heel duidelijk binnen het Shotokan kan herkenen is dat het een “schoolmeestersstijl” betreft. Dat is zowel een kracht als een tekortkoming. Het zit methodisch /didactisch fantastisch in elkaar, maar het is daardoor ook dood geanalyseerd. Shotokan kent oneindig grote ontwikkelingsmogelijkheden voor zijn beoefenaars, maar men blijft veelal hangen in aanleerfases. Men zegt wel eens dat Shotokan de beste gele banders aflevert van alle stijlen. Je vergeet dan dat die sterke basis van Shotokan precies dat is wat het is; niet minder, maar zeker ook niet meer dan slechts een basis om vanuit te vertrekken. Daarna begint het pas. Ook binnen de stijl wordt dit helaas maar door weinigen begrepen.

Het mooiste van Shotokan is dat het tot op de dag van vandaag nog altijd wel de diepere waarden kent, zowel in zijn fysieke, energetische, mentale, als filosofische zin. Deze zijn voor een belangrijk deel niet afkomstig uit Okinawa, maar uit de Japanse Budotraditie, met name uit het Kendo. Deze worden nog altijd doorgegeven, zij het binnen een beperkte omgeving. Voor je persoonlijke karate-ontwikkeling zijn deze van onschatbare waarde.

Misschien dat deze diepere waarden ook wel terug te vinden zijn binnen andere karatestijlen. Maar het is met een stijl net als met je eigen geboortedorp of je eigen familie; dat ken je nou eenmaal het beste. Misschien is het bij de buren ook wel gezellig, maar het wordt nooit je thuis. Misschien weten ze aan de overkant ook wel heel erg veel, maar je hoort door nooit echt alle ins en outs. Die hoor je wel binnen be besloten muren van je eigen kleine vertrouwde huisje. Daar ben je opgevoed en groot gegroeid. Daar voel je je toch altijd nog het meeste thuis. Maar je moet nooit vergeten dat het niet de hele wereld is. Buiten die muren is er ook heel wat te beleven.