Body-mind bewegingskunst

Auteur: Frans Baggen

“Movement is man’s outward expression of the living energy within.”

De innerlijke staat van zijn van een mens komt tot uitdrukking in zijn bewegen. Dit wordt vooral duidelijk wanneer je kijkt naar de bewegingen van iemands gezicht. Je gezicht geeft voortdurend uitdrukking van je innerlijk. Maar in zekere zin geldt dit voor je gehele houding en je totale motoriek. Uiterlijk en innerlijk, body en mind vormen één geheel. Karate-do is een body-mind bewegingskunst. Het ultieme doel van de training van iedere body-mind bewegingskunst is integratie van fysieke en psychische bewegingsfactoren, teneinde te komen tot een vrij en spontaan bewegen. In gewoon nederlands betekent dit dat er gestreefd wordt naar harmonie tussen body en mind. Body en mind vormen zo een eenheid, die in staat is het gewenste resultaat zo harmonisch mogelijk, schijnbaar moeiteloos en eventueel onder de minst gunstige omstandigheden te bereiken.

Het beoogde resultaat binnen de krijgskunsten en binnen de zelfverdediging is niet hetzelfde. In zelfverdediging is het nagestreefde doel het zichzelf leren beschermen tegen aanvallen door derden. In Budo gaat het om zelfverwerkelijking, waarbij dit “zelf” eventueel ook verdedigd kan worden. In beide gevallen is het nuttig te streven naar eenheid tussen body en mind. In het streven naar zelfverwerkelijking ligt dit erg voor de hand, maar ook binnen de zelfverdediging is dit een niet te onderschatten factor. Bij aanvallen door derden is er immers overduidelijk sprake van een minder gunstige omstandigheid, die haast per definitie moet leiden tot een verstoring van het mentaal en emotioneel evenwicht. Dit heeft altijd gevolgen voor het vermogen tot adequaat reageren. Wanneer er sprake is van onbalans, is daarmee de basis voor de beweging verdwenen. Herstel van balans heeft dan de eerste prioriteit. Herstellen van een verstoord evenwicht geeft geen vrije handeling. Herstel is niet vrij, maar gedwongen. Het zoeken en handhaven van een juiste balans is van groot belang. We moeten dus komen tot een goed balans, zowel in fysieke als in psychische zin.

Psycho-motorisch evenwicht

Om tot het zogeheten psycho-motorisch evenwicht te komen is het dus belangrijk beide aspecten van het mens-zijn aan te pakken in de training. Budo onderwijs benadert de mens via zijn lichaam. Deze lichamelijkheid wordt gelokaliseerd in de buik, de hara, en wordt van oudsher verbonden met je natuurlijke staat van zijn. Je kunt zeggen dat Karate-do, op een bepaalde manier beleefd, een zoektocht naar je oorspronkelijke, natuurlijke staat van zijn is. Daarin vind je je balans; je psycho-motorisch evenwicht.

Tijdens de Karate-do lessen praten we vaak over de hara-ondersteuning. Wanneer je vanuit de mechanica naar het bewegen kijkt, kom je al snel uit op het belang van een goede hara-ondersteuning. Dit heb ik in het artikel over makiwaratraining al uitgebreid besproken. Maar het begrip hara kent ook een sterke relatie tot het innerlijk van de mens. Ik beschrijf naar leerlingen toe het begrip Hara vaak als “het aardappelzak gevoel”. Wanneer je je voorstelt dat je bekkenbodem een kom is, dan kun je daarin voor jezelf een zak aardappelen visualiseren. Het gewicht van die aardappelen drukt je bekken naar beneden en brengt daarmee het zwaartepunt van je lichaam omlaag. Het geeft je het gevoel een stevige basis te hebben van waaruit de rest van de beweging kan voortvloeien. Een lichaam vormt dan een eenheid bij zijn bewegingen. Van boven licht, niet gestoord door voorwaardelijke hoge spierspanning, en het gewicht naar beneden projecterend. Wanneer we zo rechtop staan en de projectie van ons lichaamszwaartepunt zich in het centrum van ons steunvlak bevindt, in het vlak tussen onze voeten, dan hebben we de ervaring stabiel te staan, te staan in hara.

Vanuit de hara bewegend ontstaat er een natuurlijke handeling, in vrijheid en spontaan. Je kunt handelingen van armen, benen of hoofd nooit los zien van de rest van het lichaam. Bewegingen worden altijd gedragen. De benen ondersteunen de romp door hun contact met de vloer. De benen drukken zich ten gevolge van de zwaartekracht in de grond. Een belangrijke reden voor het zo veelvuldig trainen van de gedan-barai zoals dit binnen Shotokan voorkomt, is het aankweken van het gevoel jezelf naar beneden te drukken teneinde een optimaal gebruik van de reactiekracht van de aarde te ontwikkelen. Door je zwaartepunt te laten zakken en je rug rechtop te houden, veer je als het ware in om af te zetten voor en stoot of een blokkering. De reactiekracht die ontstaat is het afzetpunt voor de beweging. Dit kun je vergelijken met het maken van een sprong. Je zult eerst in moeten veren om je af te kunnen zetten tegen de vloer. Je duwt als het ware de aarde onder je vandaan. Wanneer je omhoog springt zonder vooraf in balans te zijn, kun je niet goed omhoog afzetten. Je duwt dan scheef tegen de aarde aan. Een en ander laat zich ook aardig illustreren door de poging rond je verticale lichaamsas te draaien, terwijl je voorover buigend naar de overkant van de zaal probeert te lopen. Je ziet dan iedereen omvallen. Nog duidelijker wordt het belang van een goede ondersteuning, een goed contact met de grond, als je zonder schaatsen op het ijs probeert iemand voort te slepen.

Von Dürckheim gaat in zijn boek “Hara, het dragende midden van de mens” uitgebreid in op de niet lichamelijk kant van hara. Hij beschrijft hoe de Japanse traditie de mens benadert vanuit zijn buik, zijn hara, zijn ware natuur. Van daaruit worden zijn emoties en gedrevenheden verklaard. Deze geven dan op hun beurt weer richting aan het denkvermogen. In het westen bestaat slechts de illusie van een denkvermogen dat de baas is. Als je je gedachten goed observeert, blijken deze gedachten in grote mate bepaald te worden door je emoties, die op hun beurt voortkomen uit zelfhandhavingsinstincten, voortplantingsdriften en allerlei andere duistere krachten die voor een westerse mens ondoorgrondelijk zijn. Krachten van yin en krachten van yang.

Yin and Yang

Karate-do is een zoeken naar de balans tussen yin en yang. Niet alleen maar yin en ook niet alleen maar yang. Honderd procent yin of honderd procent yang komt nooit langer dan een flits van een seconde voor. De bewegingsdeskundige Rudolf Laban ontwikkelde met het doel te komen tot een goede harmonie in bewegen zijn zogenoemde effort-training. Efforts zijn te zien als de moeite die je aanwendt om iets tot stand te brengen. Je kunt daarin variëren van veel naar weinig. In het westen bestaat vanuit de wedstrijdsport de neiging veel waarde te hechten aan veel snelheid en veel kracht. In gebruik van ruimte, kracht en snelheid moet je echter vloeiend over kunnen gaan van veel naar weinig. Veel is niet automatisch een kwaliteit op zich. Zo is het niet altijd zinnig veel kracht te stoppen in een beweging die licht uitgevoerd kan worden. Je maakt jezelf onnodig moe en daardoor wordt het moeilijker de beweging vaker te herhalen. Bovendien wordt een flitsende beweging door een teveel aan kracht vaak juist afgeremd. Soms is het verstandig recht op je doel af te gaan, soms kun je het beter via een omweg proberen; denk maar aan de mawashi-geri, of aan het lobbyen voor een bepaald doel. Bepalend is of de hoeveelheid kracht, snelheid en ruimtegebruik al dan niet optimaal is voor de situatie. Zo kwam Laban tot een indeling van acht effort-acties die gevormd worden door het combineren van veel, dan wel weinig kracht, ruimtegebruik en/of snelheid.

De acht fundamentele effort-acties worden door Laban omschreven als slaan, drukken, wringen, stoten, glijden, flitsen, tikken en zweven (zie tabel 1). Slaan wordt gedefinieerd als krachtig, snel en gebruikt veel ruimte. Drukken is krachtig, langzaam en direct. Wringen krachtig, langzaam en gebruikt veel ruimte. Stoten is krachtig, snel en direct. Glijden is licht, langzaam en direct. Flitsen is licht, snel en gebruikt veel ruimte. Tikken is licht, snel en direct. Zweven tenslotte is licht, langzaam en gebruikt veel ruimte.

Je zou jezelf kunnen trainen in het vloeiend overgaan van slaande, naar drukkende, naar wringende, naar stotende, naar glijdende, naar flitsende, naar tikkende of naar zwevende bewegingen.

Wanneer je je gaat richten op de kwalitatieve factoren van een beweging, dan streef je naar evenwichtigheid binnen de efforts van bewegingen. Dit evenwicht moet dan uiteindelijk ook gevolgen hebben voor de persoonlijkheidsstructuur van de mens. Je zou jezelf dan optimaal vormen tot een harmonisch mens. Body en Mind zijn immers één. Wanneer je spreekt over efforts, dan draagt dit ook een overdrachtelijke betekenis in zich. Je kunt ook in mentale zin direct bewegen en veel kracht gebruiken, of juist mentaal flexibel zijn en weinig mentale kracht gebruiken. Zoals we al hadden bepaald, kun je fysieke en psychische elementen niet los van elkaar zien. Ze beïnvloeden elkaar over en weer. In mijn ervaring als karateleraar zie je zaken vaak samengaan. Iemand die bijvoorbeeld tijdens gesprekken altijd slapjes om de kern heen staat te draaien, kan haast niet in staat zijn een karate-techniek met kime uit te voeren. Het vraagt ook mentale kracht om in fysieke zin krachtig te bewegen. Aan de andere kant ken ik ook mensen die door het leven gaan alsof ze voortdurend mentale en psychische tameshiwari bedrijven. Nooit een omweg maken maar altijd in een rechte lijn, kort door de bocht en desnoods direct door de muur op het doel af gaan. Iemand die altijd maar gewend is met veel wilskracht zijn doel te bereiken, kan een ander mens worden, wanneer hij leert op zijn tijd gebruik te maken van lichte bewegingen met een hoge mate van flexibiliteit

Effort-actie Kracht Snelheid Ruimtegebruik
1 Stoten Krachtig Snel Direct
2 Slaan Krachtig Snel Veel ruimte
3 Drukken Krachtig Langzaam Direct
4 Wringen Krachtig Langzaam Veel ruimte
5 Tikken Licht Snel Direct
6 Flitsen Licht Snel Veel ruimte
7 Glijden Licht Langzaam Direct
8 Zweven Licht Langzaam Veel ruimte

To go with the flow

Effort-training moet leiden tot flow in het bewegen. Je zou de theorie van Laban hierin kunnen samenvatten, dat er gestreefd wordt naar harmonie/balans tussen de acht effort-acties wat moet leiden tot flow, zowel in fysieke als in psychische zin. Dit kan zijn binnen Karate-do, maar ook in het dagelijks handelen. Het begrip Flow is de westerse equivalent van het Japanse begrip Ki. Wanneer je beweegt met flow, ben je in balans. Bewegingen uitvoeren met flow in hara resulteert in vrijheid in beweging, maar ook in vrijheid in psychische zin. Een gezond geest in een gezond lichaam. Flow komt tot uitdrukking in de kwaliteit van de spierspanning, de relatie tussen de spanning van agonist en antagonist. Wanneer deze harmonisch met elkaar samenwerken, is er sprake van veel flow in de beweging. Een goed voorbeeld van flow is de ober die een bord soep serveert. Wanneer dit houterig gebeurt, komt er niets van terecht.

Vaak kijk je naar iemands bewegen en je ziet dat het niet goed is, maar je hebt geen woorden om uit te drukken wat je ziet. Wanneer je louter naar de vorm kijkt, klopt het allemaal. Je zou als het ware foto’s kunnen maken en er geen foutje in kunnen ontdekken. Maar toch klopt er iets niet. Het gaat dan heel vaak om zaken als te zwaar bewegen, te houterig, het afwezig zijn van de juiste flow. De acht effort-acties schenken je een denkkader van waaruit je kunt kijken naar dit bewegen. De effort-training biedt je een schema waarin je de verschillende aspecten van dit bewegen na kunt gaan. Laban levert je ook samenhangende termen om je in uit te drukken. Bewegen bijsturen vraagt om duidelijke taal waarin je je bedoelingen kunt overdragen. Wanneer je erin getraind wordt, kun je leren denken in andere termen dan “staat mijn knie wel boven mijn voet en is mijn rug wel recht”.

Kracht

De drie bewegingsfactoren tijd, ruimtegebruik en aanwending van kracht moeten bij juist gebruik leiden tot flow in bewegen. Aan de hand van deze drie bewegingsfactoren wil ik een poging doen te kijken naar de manier waarop wij Karate-do trainen. Ik wil hierbij beginnen met het element kracht, aangezien dit een belangrijke plaats binnen Karate-do inneemt.

Om een verandering in onze lichaamspositie te brengen, gebruiken we musculaire energie. De aanwending van kracht staat in verhouding tot het te dragen gewicht of tot de weerstand die geboden wordt. Wanneer je in staat bent je antagonisten goed te ontspannen, heb je om te bewegen in principe niet zoveel kracht nodig. Anders wordt het wanneer die bewegingen explosief, met grote snelheid gemaakt dienen te worden. Bij Karate is dit in hoge mate het geval. Binnen Karate is er het doel met een techniek een zekere impuls te bewerkstelligen. De techniek moet impact hebben. Een stoot met een grote impact kan worden bereikt door een grote snelheid te geven aan de massa van de arm en de ondersteunende massa die die arm moet dragen. Hoe zwaarder de ledematen van de persoon, hoe meer musculaire kracht moet worden aangewend om deze versnelling te veroorzaken. De impact van deze persoon is in principe groter dan bij een lichter persoon die met dezelfde snelheid beweegt. Je ziet dan ook dat zwaardere mensen vaak wat “zwaarder”, met meer gewicht gaan bewegen. Over het algemeen gesproken bewegen ze iets minder snel. Voor lichtere personen speelt het gewicht van de eigen ledematen natuurlijk een minder grote rol in het bereiken van die snelheid. Maar daardoor is de impact ook minder groot en wordt de factor snelheid belangrijker dan voor personen met meer massa.

Ruimtegebruik

Kijken we nu naar het gebruik van de bewegingsfactor ruimte. Je kunt die ruimte indelen in voor, achter, links en rechts (dus rondom je heen), boven en beneden, maar ook is er in psychologische zin verschil te maken. Hoe je de ruimte om je heen ervaart, wordt bepaald door je persoonlijke beleving, je emotionele toestand en de omstandigheden waarin je je bevindt. Op een groot plein staat iemand sneller te dichtbij dan in een café. Wanneer je tijdens een Rock-concert op elkaar gepakt zit, beleef je dit heel anders dan wanneer je dit op de W.C. zou gebeuren. En dan is dit verder nog afhankelijk van de persoon in kwestie.

Bewegingen zijn behalve in richting waarheen ze gaan – voor, achter, links en rechts, omhoog of omlaag – ook in te delen in de richting die ze hebben ten opzichte van ons lichaamscentrum. Ook heeft dit weer invloed op het ervaren van die beweging. Bewegingen kunnen van buiten naar binnen (yin) of van binnen naar buiten (yang) gericht zijn. Naar binnen toe gerichte bewegingen hebben een heel andere gevoelswaarde dan naar gerichte bewegingen.

Ook binnen het karate zijn er buitenwaarts gerichte standen en bewegingen en binnenwaarts gerichte. Denk maar aan de hamni-shomen beweging in zenkutsu-dachi. Het is heel goed mogelijk dat je bovenlichaam zich naar buiten toe richt, terwijl je onderlichaam zich verzamelt of andersom. Binnenwaarts gerichte standen en bewegingen trekken de energie naar je toe en buitenwaartse standen gooien de energie eruit. Hierbij moet je om te komen tot een psycho-motorische balans zorgen voor afwisseling; voor yin en yang.

Verschillende situaties vragen om verschillende afstanden. Bij wedstrijdkarate is de begrenzing van je persoonlijke ruimte natuurlijk sterk bepaald door begrenzingen van de wedstrijdvloer. Je persoonlijke mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van invloed op je ervaring van de ruimte om je heen. Iemand met flitsende beentechnieken zal meer ruimte gebruiken dan iemand die verschrikkelijk vast zit in zijn heupen. Binnen Budo gebruiken we de term ma-ai, harmonische afstand. Wanneer iemand binnen je ma-ai komt, betekent dit een verstoring van die harmonie. Deze dient dan te worden hersteld. Dit kan gebeuren door in dezelfde richting als je partner te verplaatsen, of door een antwoord te geven op de ervaren “bedreiging”.

Er zijn verschillende vormen van ma-ai. Je kunt een veilige afstand hebben die geen enkel gevaar in zich draagt. Je kunt de afstand kiezen van een stap plus de wapenlengte, die al tot een zekere alertheid noopt, maar ook mogelijkheden tot reageren schenkt. Je kunt je positie kiezen vlak buiten het directe bereik van de armen van je trainingspartner en je kunt binnen de directe stootafstand kruipen. Je kunt zelfs door zeer dichtbij te kruipen iemand helemaal opsluiten. En natuurlijk kun je je ook zijwaarts of met tai sabaki langs je trainingspartner heen verplaatsen, naar de grond duiken of omhoog springen. Feitelijk zou je in al deze gevallen kunnen spreken van Ma-ai. De afstand is goed voor het doel dat nagestreefd wordt. Er is sprake van een juiste afstand voor de juiste situatie.

Stilte

Komen we nu tot de bespreking van de bewegingsfactor tijd. Een belangrijk aspect van tijdgebruik is stilte. In kata is sprake van “groepjes” die uitmonden in een stiltemoment. Dit stiltemoment heeft een duidelijk doel. Een aantal bewegingen hoort bij elkaar en vormen een eenheid die langzaam-dynamisch, of explosief en snel achter elkaar moet worden uitgevoerd. Deze groepjes worden vaak geassocieerd met denkbeeldige tegenstanders. In het stiltemoment aan het eind van die beweging houd je je gevechtsalertheid in stand. Het is moeilijk strijdbaarheid te ervaren en uit te stralen als je daarbij de algehele spierspanning in de beweging laat wegvloeien. Dat maakt dan al snel een slappe indruk, zowel voor jezelf als voor de beschouwer. Zeker in het haragebied blijft er tijdens de stiltemomenten altijd een zekere spanning aanwezig. Wanneer je hierin verslapt, ontstaat het gevoel van inzakken. Praktisch gesproken is het onmogelijk een heel kata lang alle bewegingen met maximale explosiviteit uit te voeren. Het energiesysteem van de mens is daarvoor niet toegerust. De rustpunten dienen er toe opnieuw op te laden teneinde in staat te zijn een volgende beweging explosief vanuit het midden te laten ontstaan.

Ook is er een esthetische argument ten gunste van deze stiltepunten. Zoals een drumsolo zonder stiltemomenten resulteert in een brei van geluid, zo heb je ook in een kata afwisseling nodig om het geheel minder eentonig te maken en een ritme als goed te ervaren. Hetzelfde geldt overigens voor hard en zacht, kracht en ontspanning. Daarnaast heb ik zelf de ervaring dat een aangehouden eindpositie een beter gevoel voor die positie tot gevolg heeft. Je hebt dan meer tijd om deze bewust te ervaren. Veel van iets is niet altijd een kwaliteit op zich. Een stoot moet snel, krachtig en in een rechte lijn op het doel afgaand zijn maar een aai over je bolletje niet. Dat hoort langzaam, licht en niet rechtlijnig te geschieden. Snelheid is niet altijd productief. Langzaam bewegen leidt tot meer aandacht.

Bewuste ervaring

Een goed bewegingsgevoel ontwikkel je slechts door de bewegingen bewust te leren ervaren. Je ervaart dingen vaak beter vanuit hun tegendeel, vanuit het oppositionele. Je kunt goed leren ontspannen door eerst extreem aan te spannen. Wisselen van maximale spierspanning naar maximale ontspanning tijdens een vastgehouden positie werkt goed om ervaring op te doen met spierspanning. Balansoefeningen zoals die voorkomen binnen Tai Chi zijn bijzonder bruikbaar om het gevoel voor evenwicht tijdens de beweging te ontwikkelen. Het verplaatsen van het zwaartepunt boven het steunvlak van het ene been naar het andere been (been vol en been leeg) kan ook worden toegepast bij het langzaam uitvoeren van je eigen kata. Langzaam uitgevoerd en met gesloten ogen, geeft dit je de rust en de tijd deze balans innerlijk te ervaren en bewust te worden. Bewegingen vertragen heeft altijd een positieve uitwerking op de ontwikkeling van het bewegingsstelsel. Zo weet ik bijvoorbeeld van het Italiaanse katateam, dat jaren achtereen tot de wereldtop behoort, dat het tot enkele maanden voor een kampioenschap de kata uitsluitend langzaam uitvoert. Pas de laatste maanden wordt er naar snelheid en explosiviteit toegewerkt.

Werken met je ogen dicht, bijvoorbeeld tijdens het lopen van een kata, geeft je ook een totaal andere ruimte ervaring. Richtingsveranderingen worden plotseling heel veel minder vanzelfsprekend gemaakt. Bewegen met de ogen dicht neemt de visuele input weg, waardoor je je volledig kunt concentreren op het innerlijk ervaren van de beweging. Je kunt dan na afloop zorgen voor een terugkoppeling van de beweging naar de beweger. Je kunt afwisselend werken met en zonder spiegel, om de beleefde bewegingssensatie te koppelen aan het uiterlijke beeld.

Je kunt ook werken met video-opnames. Werken met video geeft een objectieve kijk op je eigen bewegen. Het geeft je de mogelijkheid eens rustig naar jezelf te gaan kijken zonder dat je zelf aan het bewegen bent. Ik heb zelf de ervaring dat ik, wanneer ik aan het bewegen ben meestal een totaal andere beleving van mijn bewegingen heb dan wanneer ik het zelf later terug zie.

Zen

Uiteindelijk willen we met onze karatetraining komen tot de ontwikkeling van een goed bewegingsgevoel, zodat we ons in algemene zin ook goed kunnen voelen. We willen komen tot bewuste ervaring van ons bewegen in het moment. In de bewuste ervaring van je handelen in het moment ligt de relatie tussen Karate-do en Zen. Boddhidarma, de eerste patriarch van het Zen Boeddhisme en de legendarische grondlegger van alle oosterse krijgskunsten, schrijft: “Niet over iets nadenken is Zen. Als je dit weet, is lopen, staan, zitten of liggen Zen. Handel! Stel geen vragen! […] Stervelingen bevrijden de Boeddha in zichzelf omdat emotionaliteit gewaarzijn creëert. En de ineigen Boeddha bevrijdt stervelingen omdat gewaarwording zijn emoties opheft. Er kan geen andere hulp dan emotionaliteit zijn, en er kan geen andere hulp dan gewaarzijn zijn. Boeddha’s worden geen Boeddha uit zichzelf. Zij worden bevrijd door stervelingen. Ons eindeloos lijden is de wortel van ziekte. Als stervelingen leven, maken zij zich bezorgd over de dood. Als zij vol zitten, maken zij zich zorgen over honger. De Grote Onzekerheid is hun rijkdom. Maar de wijzen kijken niet terug naar het verleden. Zij maken zich geen zorgen over de toekomst. Noch houden zij zich vast aan het heden. En van moment tot moment volgen zij de Weg, de Do, Tao. Als je niet ontwaakt tot deze grote Waarheid, kun je beter gaan zoeken naar een leraar, op aarde of in de hemel. Vermeerder je eigen tekorten niet.”

Kwaliteit

Lichaam en besturingsinrichting (denken, emoties, instincten en energie) vormen een geïntegreerd geheel. Ze beïnvloeden elkaar over en weer en kunnen dus niet onafhankelijk van elkaar worden benaderd. Een mens is zijn lichaam. Een mens drukt zich uit in zijn lichaam. Een mens drukt zijn innerlijk uit in zijn bewegingspatronen. Een dualistische benadering, vanuit het idee dat er zoiets als een besturingseenheid los van het lichaam bestaat, gaat daaraan voorbij. Het lichaam wordt dan gezien als een instrument dat bediend wordt. Hierdoor richt de training zich slechts op een zeer beperkt gebied: de motoriek van het lichaam. Daarmee ontken je de ontegenzeglijke invloeden van de niet fysieke factoren. In het werken aan jezelf en je bewegingspatronen richt je je dan slechts op één van de vele elementen die van invloed zijn op het bewegen. Het betekent een ontkenning van en een voorbij gaan aan de eigen natuurlijke aard: de eigen stemmingen, tekortkomingen en kwaliteiten, want ook aanleg en eventuele onvermoede talenten komen zo minder snel naar voren. Wanneer de aandacht zich alleen richt op de motoriek, blijven er altijd onbegrepen oorzaken die een goed bewegen in de weg staan. Het wordt daardoor onmogelijk jezelf de techniek daadwerkelijk eigen te maken tot een geïntegreerd deel van jezelf. Er wordt een ideaalbeeld gecreëerd waaraan de leerling moet voldoen. Wanneer je denkt in termen van zelfverwerkelijking, draagt dit niet bij tot werken aan het accepteren van jezelf zoals je bent. Het kan nuttig zijn jezelf te spiegelen aan een ideaalbeeld teneinde een helder beeld te krijgen van jouw eigenheid in bewegen. In het ervaren van de afwijking ten opzichte van dit ideaalbeeld kun je binnen die eigenheid vasthouden aan je natuurlijke kwaliteiten, maar ook weerstanden en obstakels opsporen en elimineren die door het eigen organisme, zowel fysiek als psychisch, worden veroorzaakt. Je kunt echter nooit aan een zelfgekozen ideaalbeeld voldoen en het is ook maar de vraag of dit wenselijk is.

Wanneer je Karate-do benadert als lichaamscultivering of sport, wordt er niet meer gekeken naar de innerlijke aspecten van het bewegen, maar vooral naar de bereikte meetbare resultaten van een training: veel kracht, veel spieren, veel souplesse, lenigheid, veel (start)snelheid. Hierdoor onstaat het gevaar dat de psycho-motorische balans wordt verstoord. Er wordt niet meer gekeken naar de optimale hoeveelheid, de precies juiste hoeveelheid, maar het hebben van veel wordt dan een kwaliteit op zich. De ware kwaliteit zit hem echter in het vinden van het juiste evenwicht in je totale mens zijn. In het zoeken naar de juiste balans tussen body en mind is het belangrijk dat je gevoel ontwikkelt voor de kwaliteit van de handeling in plaats van voor de kwantiteit ervan. Het resultaat zal zich uitdrukken in een beter inzicht in je eigen handelen, je eigen zijn.